Dresscode: wit.
Dat las ik in de instructiemail die ik kreeg na mijn aanmelding voor de opleiding.
Had ik dat geweten zeg, ik heb helemaal niks wits. Toen de wasmachine stuk ging, kon ik het zelfs niet opbrengen om bij een witgoed winkel naar binnen te stappen.
Ik klopte aan bij mijn schoonmoeder op zoek naar een wit vest en legde uit waarom. Verschrikt keek ze me aan en vroeg: ‘Heb je je niet per ongeluk aangemeld bij een sekte?’
‘Nee, natuurlijk niet!’ antwoordde ik met toch wel enige twijfel in mijn stem.
Hoe enthousiast ik ook was over de opleiding, toch voelde ik me ongemakkelijk bij het verplicht dragen van witte kleding. De achterliggende gedachte van dit specifieke voorschrift was dat iedereen hetzelfde is. Een beetje het idee van een schooluniform dus. De kleur wit staat voor sereniteit en rust. Door de hele groep in het wit te steken zouden we dus een kalme rustgevende eenheid moet vormen. Dat idee vind ik niet eens zo verkeerd, totdat ik de witte broek overhandigd krijg waarvan verwacht wordt dat ik die elke dag draag. Het is een wijde elastische doorschijnende witte broek, met elastiek rond de heupen en enkels. Het type broek dat bij veel wind vleugels rond je benen vormt en je er 2 keer zo breed uit laat zien. Een kledingstuk waar je als kind een tent voor 6 personen van kunt bouwen. Uitermate charmant dus.
De eerst dag probeer ik er echt nog iets van te maken. Ik staar naar de ultra hippe witte pamperbroek die voor me op bed ligt en bedenk welke kleur ondergoed ik aan zal trekken. Ik kies zorgvuldig een legging uit voor onder de broek en als kers op de luiertaart een mooi tja…wit shirt. Dan moet ik nog schoenen kiezen die enigszins staan op deze wonderschone outfit. Geen enkele dus. Deze broeken zijn niet ontworpen om te combineren met andere kledingstukken…of zelfs maar met een mensenlichaam. Het is alsof ik gehuld ga in een matrasovertrek en dan ben ik niet eens een modebewust persoon!
Onzeker loop ik de yogastudio binnen en ineens voel ik me licht in mijn hoofd. Ik zie alleen maar witte vlekken. Dan kijk ik nog eens goed en kan verschillende gedaantes onderscheiden. Het blijken mijn medestudenten te zijn, allemaal gekleed in witte matrasovertrekken. Alle onzekerheid glijdt in een keer van me af, als ik zie dat we allemaal hetzelfde zijn. Zoals onze gedaantes als één grote witte bubbel in elkaar overlopen, zo verlopen ook de eerste dagen in een was. Tot er op een morgen iets mijn aandacht trekt. Het lijkt wel een roofdier. En ja hoor, er is iemand naar de les gekomen gehuld in panterprint. Het is iemand die er niet meer tegen kan om alleen maar wit te dragen en het hele idee maar onzin vindt. Nouja goed, denk ik, moet ook iedereen zelf weten. Maar het vreemde is dat ik me gedurende de dag ineens extreem bewust word van mijn eigen vertoning. Waar ik de afgelopen dagen niet meer had stil gestaan bij mijn belabberde outfit, voel ik me nu toch op een bepaalde manier ‘onder doen’.
De volgende ochtend valt me op dat ik sta de dralen voor mijn kledingkast. Onrustig houd ik het ene na het andere witte shirt omhoog en geen enkele bevalt me. Ik vraag me af waar die onrust vandaan komt en realiseer me dat de oorzaak bij de panter ligt. De dagen tot nu toe heb ik me totaal niet druk gemaakt over mijn kleding. Ik trok ’s ochtends wit uit de kast en was klaar. Ik hoefde er helemaal niet over na te denken. En nu is er een panter opgedoken in de groep en interesseert het me wat ik aantrek naar de les.
Op dat moment dringt het effect van wit pas echt tot me door. De panter heeft namelijk de rustgevende witte bubbel verstoord en blijkbaar komt het veel harder binnen dan ik verwacht had. Nu begrijp ik dat die witte eenheid wel degelijk een functie heeft. De focus ligt hier niet op uiterlijk vertoon, maar op de inhoud van de lessen.
En met dat inzicht kan ik zonder moeite mijn eigen kleding misères volledig van me af zetten.
Het is wit.
Simpel en helder.
Opmerkingen